PRINTBARE
VERSIE
DEEL
1
GETUIGEN
VAN ROSWELL
Door:
Paul Harmans
December
2007
Deel
2
~
Een ieder die een mening over Roswell wil ventileren MOET dit boek eerst
gelezen hebben! ~
Ik heb onlangs bij Amazon in Amerika het boek ‘Witness
to Roswell’ (256 blz.) gekocht. Het is het nieuwste
boek over het Roswell-incident, geschreven door Thomas J. Carey en Donald
R. Schmitt, uitgebracht in juli 2007, exact 60 jaar na het Roswell-incident.
Je vindt in het boek nieuwe getuigenissen van mensen die eindelijk hun
verhaal durven te vertellen, omdat er in het geval Roswell, onder het
bewind van president Clinton, een oude order werd ingetrokken, zodat
vanaf dan elke getuige die iets van de zaak Roswell weet dat ook kan
vertellen, zonder bang te zijn voor tegenbeschuldigingen, het verlies
van pensioen, of zelfs gevangenisstraf voor het schenden van de eed
tot geheimhouding. De twee schrijvers en onderzoekers hebben inmiddels
meer dan 600 getuigenissen en de teller loopt nog. Het is een race tegen
de klok, veel getuigen zijn inmiddels overleden en de rest is natuurlijk
zeventig jaar en ouder.
Vervolg
op deel 1
2.
Wat het leger heeft geborgen
Veel militairen werden opgeroepen om te helpen bij de opruimingswerkzaamheden.
Eén zo’n getuige is LeRoy Wallace en ik heb de verklaring
van zijn vrouw vertaald, Wallace is inmiddels overleden:
Sergeant
LeRoy Wallace, een twee meter lange Cherokee Indiaan uit Arkansas, was
drie maanden voorafgaand aan het Roswell-incident toegewezen aan het
390ste Air Service Squadron als een MP (Militairy Police man). Volgens
zijn weduwe werd hij op een avond opgeroepen om naar een crashplaats
buiten Corona te gaan om te helpen ‘de lichamen’ op te laden.
Toen haar man de volgende morgen vroeg naar huis terugkeerde, was het
eerste dat haar opviel, naast zijn slordige verschijning, de reuk. “De
stank van zijn kleren was de ergste stank die je ooit kon ruiken. Het
was erger dan welke combinatie van geuren die je maar kon bedenken.
Ik hielp hem met het uittrekken van zijn kleren. Uiteindelijk verbrandden
we die maar en we begroeven de as.” Ze vertelde dat haar man daarna
regelmatig een bad met soda nam en zich met een oude legerborstel afschrobde.
Hij waste wel tien keer per dag zijn handen, totdat ze er rauwe plekken
van vertoonden. “Hij liep, nadat hij was teruggekomen, twee dagen
rond en sliep niet en gedurende de volgende twee weken trok hij tijdens
het eten handschoenen aan, omdat de stank nog steeds aan zijn lichaam
kleefde.” Wallace werd drie maanden later vanuit Roswell overgeplaatst.
Overplaatsingen
waren na het incident aan de orde van de dag en vooral de militairen
die in nauw contact met de overblijfselen van wat was geborgen waren
geweest, werden als eersten overgeplaatst en niet naar een basis in
de buurt, maar bijvoorbeeld naar Antarctica, Nieuw Zeeland, de Filippijnen
en andere plaatsen ver van huis.
Een
andere getuige is sergeant Frederick Benthal, hij had de eerste testen
met de atoombom in de Pacific gefotografeerd en diende daarna voor het
leger in Washington D.C.
Hij
werd op een morgen in begin juli 1947 samen met een vriend, korporaal
Al Kirkpatrick, op een vlucht naar Roswell gezet. Bij aankomst sliepen
ze voor de nacht op de basis en de volgende morgen werden ze door een
militaire truck opgehaald en werden naar een bepaalde locatie gereden.
Tijdens de rit moesten ze rubberen pakken aantrekken, die behoorlijk
heet waren, maar die bescherming tegen het een of ander moesten bieden,
maar tegen wat dat wisten ze niet. Toen ze op de plaats aankwamen zag
Benthal diverse tenten naast een klif staan en iets dat leek op een
koelwagen. Hij zag tevens diverse afgedekte vrachtwagens die de een
of andere soort wrakstukken afvoerden, terwijl lege wagens het terrein
op kwamen. Hij zag ook een behoorlijk aantal troepen. Hij en zijn vriend
Kirkpatrick werden gescheiden, Kirkpatrick werd in een andere auto gezet
en naar een andere crashplaats gereden. Benthal werd naar een nabij
staande tent geleid. In de tent lagen een aantal kleine lichamen op
een rubber laken. Benthal en een aanwezige officier maakten gedurende
twee uur foto’s van deze wezens. De wezens leken allemaal hetzelfde,
met donkere huidskleur, mager en met grote hoofden en er hing een vreemde
lucht in de tent. Na het nemen van de foto’s werden zijn apparatuur
en foto’s in beslag genomen. Tegen die tijd was ook Kirkpatrick
teruggekomen en samen keerden zij terug naar Roswell. De volgende dag
vlogen ze terug naar Washington waar zij door een luitenant kolonel
van de marine met de naam Bibbey, werden geïnstrueerd dat zij ‘niet
wisten’ wat ze hadden gefotografeerd. Niet lang daarna werd
Benthal toegewezen aan een missie naar Antarctica.
Nadat
de lichamen in de grote hangaar op de basis Roswell waren aangekomen,
moesten ze naar het militaire hospitaal. Getuige Eli Benjamin, die tot
2005 niet wilde praten omdat hij bang was voor het verlies van zijn
pensioen, vertelt het volgende:
“Ik
kleedde mij aan, pakte mijn geweer en meldde mij bij de grote hangaar
zoals was opgedragen. Het was vroeg in de avond en terwijl ik uitkeek
naar mijn dienstdoende officier om instructies te ontvangen voor mijn
dienst in de hangaar, was ik getuige van een oproer dat plaatsvond aan
de hoofdingang van de hangaar. Enkele MP’s trachtten een buiten
zijn zinnen zijnde officier onder bedwang te krijgen, het leek alsof
de man dronken was. Later ontdekte ik dat de officier in kwestie van
mijn squadron was en de man was waarbij ik mij had moeten melden. Deze
officier, waarvan ik de naam niet wil noemen, had de taak toezicht te
houden op het transport van verscheidene ‘Top Secret items’
vanuit de grote hangaar naar het legerhospitaal op de basis en ik was
er om het transport te escorteren. Mij werd later verteld dat hij op
de crashplaats was geweest en het vaartuig had gezien. Toen deze officier
zich bij de hangaar meldde en de kleine lichamen zag, was dat duidelijk
teveel voor hem en raakte hij overstuur.
Eli Benjamin
Maar
toen ik daar zelf was gearriveerd kwam er een majoor of luitenant
kolonel naar buiten, overzag de situatie en wees naar mij. “Jij!
Kom hier heen,” zei hij. “Jij hebt nu de verantwoording
over het transport. Breng dit over naar het hospitaal!” Toen
wees hij naar drie of vier brancards in de hangaar. Op elk daarvan
lag iets dat met een laken was bedekt. Op één van de
brancards leek wat er onder lag te bewegen. Ik salueerde voor het
accepteren van de opdracht en dat ik zijn orders had begrepen. Daarna
instrueerde ik de rest van de mannen om de brancards met hun lading
in de vrachtwagen te tillen die zojuist voor dat doel was gearriveerd.
Tot dan toe had ik geen idee wat het was dat we naar het hospitaal
moesten brengen. Maar dat zou ik heel snel te weten komen. Toen de
mannen de vrachtwagen aan het laden waren, slipte een van de brancards
uit hun handen en het laken viel eraf en onthulde een grijsachtig
gezicht en een gezwollen, haarloos hoofd van een soort waarvan ik
mij realiseerde dat het niet menselijk was. Mijn opdracht was om ze
bij het hospitaal (kamer 317) af te leveren en daar tot nader order
te blijven.
Toen
we bij de ramp van de eerstehulpafdeling arriveerden, maakten we ons
klaar om de lading te lossen. Ik ging met de eerste brancard naar
binnen en ging opzij staan toen de medische mensen de brancard overnamen.
Een stuk of zes medisch personeel en niet-medische officieren verwijderden
snel het laken. Ik kon het niet helemaal goed zien omdat er zoveel
mensen om de brancard stonden, maar ik kon wel zien dat op de brancard
een klein persoon lag met een eivormig hoofd dat te groot voor zijn
lichaam was. De enige gelaatstrekken die mij nu nog voor de geest
staan zijn de scheef staande ogen, twee gaten waar de neus moest zitten
en een smalle streep waar de mond zat.
De alien die Don Schmitt op Benjamin’s aanwijzingen tekende
Ik denk
dat het nog in leven was, maar het medisch personeel staarde enkel
naar het wezen. Nadat de andere brancards in de kamer waren gebracht
werd ik weggestuurd en kon ik terug naar mijn squadron. Daar werd
mij geheimhouding opgelegd en moest ik een document ondertekenen waarin
ik verklaarde dat ook op te volgen. Er werd mij verteld dat mocht
ik er ooit over praten, mij iets ergs zou overkomen en niet alleen
mij, maar ook mijn familie.”
Zijn
vrouw vertelt dat zij in 1949 trouwden en dat haar man haar toen voor
het eerst dit verhaal vertelde. Ze verklaart verder dat het zien van
de wezens hem tot de dag van vandaag achtervolgt. Nadat hij zijn verhaal
voor de camera’s van het Sci Fi Channel had verteld was het
enige dat de emotionele Eli Benjamin kon uitbrengen: “Denk je
dat ze mij mijn pensioen zullen afnemen?”
Wijlen
Leonard Stringfield was de eerste UFO-onderzoeker die verslagen van
gecrashte UFO’s serieus nam.
Leonard Stringfield
Hij
ontmoette een dokter en andere personen waarvan hij informatie kreeg
over de unieke structuur van de buitenaardse lichamen die bij Roswell
waren gevonden. Stringfield schreef:
Ik
hoorde over de interne werking van het lichaam en over sommige organen.
Het wezen was 1,10 tot 1,20m lang en woog ongeveer 20 kilo. Het hoofd
van het wezen was proportioneel groter dan een hoofd van een mens. Het
wezen had twee grote, ronde ogen, een andere bron vertelde dat de ogen
oriëntaals, mongoloïde leken en wijd uiteen stonden. De neus
was vaag aanwezig het was enkel een klein uitsteeksel. De mond was een
smalle spleet en kon slechts tot een kleine opening geopend worden.
De mond fungeerde duidelijk niet als een orgaan voor communicatie of
als een instrument om mee te eten en er waren geen tanden aanwezig.
Er waren geen oorschelpen of iets van uitstulpingen met openingen aan
beide zijden van het hoofd. Het hoofd van het wezen was haarloos, maar
één van mijn medische bronnen vertelde dat het was bedekt
met lichte donshaartjes. De nek was dun en dat was ook de torso.
Een tekening uit 1978 van één van de wezens die bij
Roswell zijn gevonden
tekening: Leonard Stringfield
De
armen waren lang en mager en de handen reikten bijna tot aan de knieën.
Het was drie waarnemers opgevallen dat er een gering zwemvlieseffect
tussen de vingers zichtbaar was. De omschrijving van de huid is niet
groen, sommige beweren dat het beige was, of geelbruin, bruin of zelfs
roze/grijs en één vertelde dat het bijna blauwachtig/grijs
was onder het licht van de diepvrieskamer. De weefselstructuur werd
omschreven als ‘geschubd’ of reptielachtig en als rekbaar,
elastisch of gemakkelijk beweegbaar over soepele spieren. Mij werd verteld
dat het bij vergroting een netstructuur leek te hebben. Deze informatie
suggereert dat de structuur van de huid zoiets was als de korrelachtige
huid van hagedissen, zoals de leguaan en de kameleon. Er leek geen voortplantingssysteem
te zijn en geen geslachtsorganen. Er liep een kleurloze vloeistof door
het gehele lichaam, zonder rode cellen en er waren geen lymfeklieren.
Er was geen systeem om zuurstof te transporteren. De manier waarop voedsel
of water wordt ingenomen is onbekend. Er waren geen spijsverteringsorganen
of een afvoerkanaal.
Nog
een militair die de wezens heeft gezien:
Melvin
E. Brown, in 1947 een sergeant van het 509ste Atoombom Squadron op het
Roswell Army Airforce Field, had de taak een aantal van de lichamen
te bewaken nadat ze in de achterkant van een ambulancevrachtwagen waren
geschoven en hij beschrijft de lichamen die waren geborgen op de crashplaats
kleiner dan mensen, de huid was geel/oranje en het had een structuur
gelijk aan die van een hagedis, leerachtig en gebubbeld, maar niet geschubd.
Gegeven de omstandigheden bij het bekijken van de wezens kan het zijn
dat de afwijkingen tussen wat Stringfield en wat Brown vertelt, komen
door verschillende lichtcondities. Maar het is intrigerend dat ook Brown
het, net als de bron van Stringfield, heeft over hagedisachtige huid.
3.
Getuigenissen van het ziekenhuispersoneel van het militaire hospitaal
In het hospitaal op de basis was men zich heel goed bewust van een abnormale
drukte, er haastten zich vreemde doktoren en zusters door de gangen,
die kamers in en uit liepen en veel van het reguliere personeel werd
naar de woonbarakken gestuurd. Er stonden buiten en binnen MP’s
opgesteld en ambulancetrucks stonden aan het laadperron dat meteen aansloot
op de operatiekamers.
1e
luitenant Rosemary A. McManus was een zuster in het hospitaal en vertelde
de onderzoekers een paar weken voor haar overlijden het volgende: “Er
was iets belangrijks voorgevallen.” Meer wilde ze niet zeggen.
Het
volgende is het verhaal zoals het door de familie van de getuige aan
de onderzoekers is verteld. Het gaat over Miriam, ‘Andrea’
Bush, in 1947 28 jaar oud en zij was de secretaresse van de directeur
van het hospitaal, luitenant kolonel Harold M. Warne.
Miriam
kwam op 8 juli 1947 thuis na een inderdaad ‘onvergetelijke’
dag in het legerhospitaal. Ze ging aan tafel zitten bij haar vader
en moeder en haar broer George en zus Jean. Vele jaren later herinneren
George en Jean zich nog goed hoe boos Miriam werd en hoe ze weigerde
te eten. Ze excuseerde zichzelf en begon onbedaarlijk te snikken terwijl
ze zich naar haar slaapkamer haastte. Zij beiden hadden groot respect
voor haar baan op de basis. Was zij misschien ontslagen? Had ze misschien
een goede vriend verloren? George voelde iets ergers, “Angst
leek haar te beheersen,” zei hij. Haar vader, Dr. Bush, reageerde
onmiddellijk en wilde weten hoe het met haar ging. Het verhaal dat
ze vervolgens tussen de tranen en het snikken door en bijna in shock
vertelde, was het volgende: Het klonk als een nachtmerrie, maar haar
emotionele reactie daarop was maar al te echt. Het was iets geweest
waarop ze niet was voorbereid. Niemand van hen was dat. Ze was uiteindelijk
in staat te vertellen wat er was gebeurd, ze had haar gewone dagelijkse
werkzaamheden in het hospitaal uitgevoerd, maar ze was meer en meer
nieuwsgieriger geworden naar wat al dat toegevoegde personeel kwam
doen en dat heel anders reageerde dan de normale staf.
Misschien
was het uit frustratie dat hij buiten al die commotie werd gehouden
of alleen een verlangen om de spanning met iemand te delen, maar Warne
nam haar bij de arm en meldde haar dat zij hem moest volgen naar een
onderzoekskamer. Bij het betreden van de kamer viel het haar meteen
op dat het er niet uitzag zoals normaal, ze was onmiddellijk verrast
een aantal lichamen op brancards te zien die in het midden van de
kamer stonden. Maar er was iets mis. Iets was vreselijk mis. Als eerste
schreeuwde ze: “Mijn God, het zijn kinderen!” Maar al
snel realiseerde zij zich dat het alleen de afmetingen waren die aan
kinderen deed denken. De huid was grijsachtig naar bruin en er liepen
witte strepen over het grootste deel van elk lichaam. Maar de hoofden,
de hoofden waren te groot. En die ogen, die grote ogen die niet dicht
gingen. “Die starende ogen,” zei ze. Ze voelde paniek
in haar opkomen en toen gebeurde het: “Eén van hen bewoog!”
Alles
wat haar vader kon doen was in ongeloof naar haar luisteren en haar
vasthouden terwijl ze huilde. Hij was op de hoogte van de geruchten
dat er net buiten de stad een ruimteschip met ruimtewezens erin was
gecrasht, maar nu had het zijn huis geraakt. En er was niets dat hij
eraan kon doen. Miriam huilde zichzelf in slaap, maar de volgende
morgen groeide haar angst uit in woede op haar baas. “Waarom
heeft hij mij zoiets vreselijks laten zien?” dacht ze. “Waarom
moest hij mij erbij betrekken?”
Maar
de gehele stad Roswell zoemde van de gesprekken over de gecrashte
vliegende schotel op de een of andere ranch en over de ‘kleine
individuen’ die erin waren gevonden… en waarvan er misschien
wel een paar in de stad rondliepen! Alleen de luchtmachtbasis ten
zuiden van de stad kon antwoorden verschaffen en alleen het hospitaal
kende de waarheid. De ochtendkrant voerde koppen waaruit bleek dat
het slechts een oude weerballon was geweest. “Hoe stom,”
dacht ze.
Miriam Bush en haar broer tijdens de Tweede Wereldoorlog
Tijdens
de nacht, terwijl Miriam sliep, was er echter veel gebeurd. Er was
een tijdelijk lijkenhuis opgezet, een grote houten kist was in elkaar
gezet en gevuld met droog ijs, er was een tent opgezet met een metalen
hek eromheen op het verste zuidelijke puntje van de landingsbaan.
In de tussentijd was de meeste activiteit in het hospitaal weer teruggekeerd
naar normaal, alsof er nooit iets ‘belangrijks’ was voorgevallen.
De dag was 9 juli 1947 en al snel zouden de gevolgen voor Miriam duidelijk
worden.
Net als
zovele anderen die hun militaire plichten hadden uitgevoerd, werd
Miriam al snel als verdacht aangemerkt. Al het personeel van de basis
dat iets had gezien dat buiten het normale viel, zou gewaarschuwd
worden voor de gevolgen als men erover zou praten en de getraumatiseerde
secretaresse vormde daarop geen uitzondering. Haar broer George beschreef
voor ons haar gedrag op de avond van die dag terwijl ze zei: “Ik
zal nooit meer een woord zeggen over hetgeen ik heb gezien. Niemand
van jullie heeft mij er ooit iets over horen vertellen,” raasde
ze. Volgens George en Jean vertoonde ze alle symptomen van iemand
die het slachtoffer was van zware bedreigingen. Ze kreeg vervolgens
vanwege de hele beproeving meer en meer last van vervolgingswaan.
Toch kon ze haar ergste angsten niet met haar familie bespreken, ook
al kenden die de waarheid. Er was niets wat men kon doen en er was
al helemaal niets dat zij konden bewijzen. De hele situatie werd min
of meer hopeloos. Het beste wat men kon doen was inderdaad wat het
leger had geadviseerd: “Praat er nooit meer over.”
In
december 1989 werd Miriam Bush in een motel net buiten Los Angeles dood
aangetroffen. Het verslag van de lijkschouwer vermeldde als oorzaak
zelfmoord door haar hoofd in een plastic zak te wikkelen, een nogal
gruwelijke en langzame manier om jezelf van het leven te beroven. Volgens
de familie Bush bedekten schrammen en blauwe plekken haar armen. Andere
verdachte omstandigheden suggereren dat haar achtervolgingswaan niet
totaal ongegrond was. De waarheid die zij over Roswell bezat verdween
met haar, de dood zorgt voor de beste zwijgzaamheid.
UFO
PAGINA
ROSWELL
PAGINA
Pagina
Laatst Toegevoegde Artikelen
|