PRINTBARE VERSIE

DEEL 6

IN WISSELWERKING MET EEN UFO

Auteur: Lou Baldin

Vertaling: Hans Jochems

(Ik heb Mr. Baldins persoonlijke toestemming om het te vertalen en op Ufowijzer te publiceren. Hiervoor ben ik hem zeer dankbaar. Lou Baldin laat tevens weten dat het non-fiction is. Hans Jochems.)

Deel 7


~ “De commissie vroeg zich af of het lichaam dat zij in het buitenaardse toestel had door de buitenaardsen gebruikt zou kunnen worden als een voertuig. Misschien was het een hulpmiddel voor de buitenaardsen om onopgemerkt onze wereld binnen te gaan” - De auteur ~



Het boek ‘In League With A UFO’, geschreven door de Amerikaan Mr. Lou Baldin,
uitgegeven op 25 juni 1997.



Schrijver Lou Baldin

* * * * *


Hoofdstuk 5

HET GEHEIMHOUDEN VAN DE BUITENAARDSEN

Bezorgd om de toename van de mediagekte en de hardnekkigheid van het publiek om meer over de ‘Buitenaardse Doofpotaffaire’ te weten te komen, dwong het departement eind jaren ’70 de geheimhouding zo stevig aan te pakken, dat het praktisch onmogelijk was dat er nog informatie kon uitlekken. Van ieder document en rapport dat niet essentieel was voor de commissie, werd bevolen het te vernietigen. Er werd een nieuwe procedure in werking gezet voor de documenten die werden bewaard. De chronologische volgorde van alles dat gebeurde, iedere gebeurtenis die plaatsvond, werd gecodeerd en de tijdperiode werd versleuteld.

De commissie werd niet toegestaan opnames en documenten voor meer dan één week te bewaren. Het maakte niets uit waar zij aan werkten of dat zij het belangrijk genoeg vonden om een speciaal project naar de volgende week te verschuiven. Aan het einde van elke week werd iedere aantekening, map en alle documentatie die in het bezit was van de commissie weggehaald. De commissie kon een verzoek doen voor alle soorten informatie die het nodig had van al gedane experimenten en kreeg daar zonder enig probleem toegang voor, maar zij konden niet hun eigen bestanden bijhouden.

De beveiliging werd nog intenser ten gevolge van de veranderende tijden, en speciaal vanwege de nieuwe wetgeving die in werking trad in het decennium van de jaren ’70. De zogenoemde wet van Vrijheid van Informatie die werd aangenomen in 1966 en die werd verbeterd in 1974 om gemakkelijker toegang te krijgen tot meer informatie, dit werd hoofdzakelijk gedaan wegens het Nixon Watergate schandaal.

Degene die binnen het comité of onder hun jurisdictie werkten was het niet toegestaan om ook maar iets mee te nemen naar hun werk. Noch werd hun toegestaan om ‘met ook maar iets’ weg te gaan, zelfs niet een potlood. Alles wat zij nodig hadden werd aan hen verstrekt. Het personeel dat niet ‘afhankelijk’ was van de commissie was het enige die het wel was toegestaan om bureauspullen of andere accessoires te verwijderen of mee te nemen naar de commissie en het personeel. Het was de commissie niet toegestaan om ook maar iets te verscheuren of te vernietigen. Hun afval werd meegenomen en vernietigt door diezelfde mensen. Iedereen die geassocieerd was aan de commissie moest eerst via een controleruimte gaan alvorens zij naar hun toegewezen werkgebied mochten.

Zij moesten hun kleding en alle persoonlijke bezittingen, zoals portefeuilles en handtassen, in een soort kluisje in de kleedkamer achterlaten. Zij droegen een speciale overall die gemaakt was van versterkt papier die hun weer werd afgenomen op ieder moment dat zij het gebouw gingen verlaten en waarna het werd verbrand. Iedereen die het gebouw ging verlaten moest een lichaamscontrole ondergaan. Hun lichamen werden gecontroleerd om er zeker van te zijn dat niemand er aantekeningen of schetsen op had gemaakt. Indien iemand geneigd was om informatie uit de faciliteit mee te nemen moesten zij een fotografisch geheugen hebben. Maar door de bizarre afkomst van wat zij bestudeerden, was het zeer onwaarschijnlijk dat zelfs dat zou werken. Zoals een wetenschapper aan zijn collega vertelde: “Het zou gemakkelijker zijn om een tornado te kunnen verlaten met een handvol zand dan te kunnen bevatten wat er in onze laboratoria was en daar nog steeds iets zinnigs over kunnen vertellen nadat we het gebouw verlaten hadden”. Het was al moeilijk genoeg om met collega's over de buitenaardse onderdelen informatie uit te wisselen laat staan met iemand die totaal geen idee had waar zij mee te maken hadden.

Om die redenen hadden vele van hen bedenkingen over de noodzakelijkheid van de zeer strenge veiligheidsmaatregelen die zij steeds weer moesten ondergaan. Hoe was het mogelijk om het gebouw te verlaten en te gaan wauwelen over de dingen die zij hadden ontdekt terwijl zij zelf niet eens konden geloven wat zij in hun bezit hadden? Wanneer zij na het werk naar huis gingen was het net alsof zij uit een droomtoestand kwamen. Het was de wetenschappers verboden om hun werk met hun echtgenoten te bespreken en zij deden dat dan ook niet. Niet uit angst dat dat zou uitkomen (zij hadden daar geen enkele twijfel over), maar uit angst dat hun dierbaren zouden denken dat zij krankzinnig waren geworden.

Een onderdeel van het contract waar zij akkoord mee waren gegaan toen zij tekenden voor de baan, was dat zij onder voortdurende bewaking zouden staan, zowel op het werk als thuis. Die bewakingstechniek was niet onbekend bij regeringspersoneel en speciaal bij diegene die waren aangenomen om te werken onder hoge geheimhoudingverklaringen.

Eén systeem gebruikte microgolven als middel van bewaking. Het systeem werkte door middel van botsende microgolven tegen een vensterruit. De microgolven bespeurden minieme trillingen op het glasoppervlak. Praten en geluid zijn er de oorzaak van dat het glas gaat vibreren. De meeste trillingen zijn zo klein dat zij niet met het blote oog gedetecteerd kunnen worden. Het maakt niet uit hoeveel gesprekken er tegelijkertijd gevoerd worden of dat er één of ander achtergrondgeluid is. Een computer voegde de trillingen samen en splitste daarna één of alle gesprekken die plaatsvonden. Ook gesprekken die plaatsvinden in een druk restaurant kunnen worden gecontroleerd met dit systeem. De stemafdrukken van al diegene die in het project werkten waren opgeslagen in een computergeheugenbank. Met die informatie kon het bewakingsteam als het ware inzoomen op één bepaalde medewerker en luisteren naar zijn of haar gesprek. Zij hadden ook als burger geklede agenten die de wetenschappers in de gaten hielden.

Tijdens de wekelijkse oppep bijeenkomsten die door de commissie aan alle departementhoofden werden gegeven, was beveiliging het hoofdonderwerp. Op één van die bijeenkomsten vertelde een veiligheidsofficier van de CIA hen dat voordat de atoombommen op Japan vielen, er minder dan een dozijn individuen in de hele wereld waren die de principes begrepen die waren vereist om dat soort apparaten te kunnen bouwen. Tot deze dag zijn er nog steeds weinig mensen die precies begrijpen hoe nucleaire deeltjes kunnen worden gemanipuleerd tot het maken van een zo’n machtige bom.

Maar die kennis lekte uit en in een zeer korte tijdsspanne hadden vele landen rond de wereld de nucleaire capaciteit. Diezelfde CIA agent vertelde de commissie, “Het is dwaas om te denken dat Amerika het enige land is dat een buitenaards ruimteschip in zijn bezit heeft.” Met die veronderstelling in gedachte is het niet onwaarschijnlijk te geloven dat die landen die buitenaardse ‘kennis’ hebben, ongeacht de omvang van die kennis, hun hulpbronnen zeker niet zouden beperken om daar meer over te weten te komen.

De angst dat deze informatie in handen zou vallen van het algemene publiek was secundair. Wat de commissie het meest vreesde was dat een concurrerend land dat materiaal zou verwerven. Het gewone publiek werd voorzien van valse informatie sinds de tijd dat de commissie het buitenaardse schip in zijn bezit kreeg. Dit werd gedaan om het publiek te verwarren en tegelijkertijd om het voor buitenlandse agenten moeilijker te maken om betrouwbaar materiaal te verkrijgen. Veel van die misleidende informatie over UFO's werd ‘gelekt’ via een bureau dat nauw met de commissie samenwerkte.

Er was een beetje wat leek op dubbelzinnigheid op dit gebied. Op bepaalde tijden leek het erop dat zij die de richting van de commissieleden bepaalden, hen specifieke instructies had gegeven om alles over het UFO-fenomenen weg te houden bij het publiek. Maar zij spraken zichzelf dan weer tegen als zij orders gaven om wel bepaalde informatie vrij te geven via een geheim netwerk, met als doel om valse informatie vrij te geven. Een gedeelte van de informatie was waar, maar wegens de bizarre aard ervan werd het meteen als onzin afgedaan en daarom afgewezen door de critici van het fenomeen. De campagne om alle burger UFO-onderzoeksgroepen zoveel mogelijk in diskrediet te brengen werd vanuit een klein budget gefinancierd. De ongelofelijkheid van ‘Wezens’ vanuit de ruimte alleen al, was er de oorzaak van dat de campagne zichzelf moeiteloos uitbreidde en vereiste nauwelijks enige inspanning van de commissie.

De macht van het ontastbare
Hoewel er duizenden en misschien miljoenen mensen zijn die zonder te twijfelen geloven in het bestaan van buitenaardse wezens, zijn er miljarden die dat niet geloven. Evenzo gelooft de overgrote meerderheid van de mensheid niet in alles, en speciaal als het niet kan worden gezien, geproefd of aangeraakt. Voor de overgrote meerderheid van de mensen zijn het tastbare dingen waar het leven uit bestaat. ‘Malloten die over Wonderen praten en de idioten die Kleine Groene Mannetjes met grote ogen zien, zouden moeten worden opgesloten’. Met wijd verspreide publieke meningen zoals deze, hoefde de commissie niet veel veiligheidsmaatregelen te nemen.

Veiligheidsmaatregelen worden hoofdzakelijk gebruikt om te behoeden dat informatie in handen valt van agenten van andere regeringen, regeringen die niet alleen in het vreemde en het onverklaarbare geloven, maar die grote sommen geld uitgeven om zoveel mogelijk van dat ‘hokus-pokus’ materiaal in handen te krijgen! Naties en mensen die alleen geloven in de ‘tastbare’ dingen van de wereld hebben geen enkele kans tegen de ongeziene macht van het geloof. In het Oude Testament gaf God zijn mensen iets dat hun vijanden niet konden zien, horen en aanraken, maar wat het dan ook was, het was ‘echt’ genoeg om veel van de ver boven hen staande superieure vijanden te veroveren. Zo machtig was dat onzichtbare wapen dat duizenden jaren later de historici er nog steeds door worden gemystificeerd.

Politiek
Tijdens de jaren zeventig werd de commissie vastberadener in haar zoektocht naar antwoorden. Niet noodzakelijkerwijs vanwege de eisen van haar superieuren, maar van een algemeen gevoel dat zij onder elkaar hadden dat zij op de rand van een belangrijke nieuwe en enorme ontdekking stonden. Er was geen hard bewijs voor dat gevoel. Maar het was wel een gevoel zij allen deelden. Er loerde echter nog steeds gevaar. Vocale UFO-groepen overtuigden een aantal mensen in de belangrijke media ervan om druk te zetten op bepaalde congresleden om de UFO-geheimhoudingssamenzwering wat onder de aandacht van het publiek te brengen.

Hoewel sommige politici met hun vuisten op tafel sloegen en zworen om die samenzwering tot op de bodem te onderzoeken, deden zij dat alleen maar voor de show en om hun kiesdistrict te sussen. De meeste politici weten dat er een limiet is aan hun onderzoekingen en verwachtten niet echt feitelijke antwoorden op bepaalde onderwerpen te krijgen - UFO’s is één van die limietonderwerpen. Maar zij kregen het voor elkaar om de Amerikaanse luchtmacht een aantal bestanden te laten vrijgeven, hoewel dat onbeduidende nepbestanden waren die speciaal voor dat doel werden gecreëerd.

De politici weten, of zouden moeten weten, dat zij enkel en alleen ‘troep’ krijgen. Maar dat interesseert ze niet omdat het er op zijn minst op lijkt dat zij proberen de waarheid boven tafel te krijgen. Alle democratieën hebben hun grenzen en de Verenigde Staten met de beste democratieversie van de wereld zal nooit het punt bereiken dat de gewone mensen toegang hebben tot alles wat er in de regering gaande is. Hoe dan ook, volledige democratie kan toch nooit werken. Het zou enkel de vijanden van de democratie uitnodigen om het af te breken, één vrijheid per keer.

Niettemin is er altijd een vurig groentje in het Huis van Afgevaardigden of de Senaat die langs wil komen en proberen de deur in te trappen. Maar binnen een week of twee, net zoals iedereen vóór hen, druipen zij af met de ‘spreekwoordelijke staart tussen de benen’ en zoeken niet langer het gevecht op, maar namen graag genoegen met de kruimels die hun werden toegeworpen. ‘Er zijn dingen in de echte wereld die de algemene bevolking niet hoeft te weten. UFO’s is er daar één van’. Dat is een citaat uit een memorandum dat anoniem naar een senator werd gestuurd die probeerde en er niet slaagde om informatie over de UFO-doofpotaffaire te verkrijgen.

De commissie voelde zich bezorgd omdat zij geheimen en kennis bezaten waar zij en de mensheid nog niet klaar voor waren om te kunnen accepteren. Velen die betrokken waren bij het programma zouden, indien zij het opnieuw moesten doen, het niet meer willen doen. Maar het was helaas onmogelijk het programma te verlaten. De wetenschappers wisten te veel. Ironisch was, dat indien zij toegestaan werden om het programma zonder gevolgen te verlaten, de meesten het niet zouden doen. Weggaan zou de kennis die zij van de buitenaardsen hadden niet uit hun gedachten verwijderen. Het was niet mogelijk nog een normaal leven te leiden met de dingen die zij wisten. Hun enige schakel naar een geestelijke gezondheid was om te midden van andere mensen te blijven die ook vastgepind zaten in datzelfde dilemma.

Zodra er een connectie zou kunnen worden gemaakt tussen de buitenaardsen en de ontvoeringen van mensen, was de commissie er zeker van dat dat hun ‘Rosetta Steen’ zou zijn (een steen met een stuk tekst dat in drie verschillende talen was geschreven) en dat de geheimen zou prijsgeven van de menselijke evolutie. Hoewel de wetenschappers een aantal keren dachten dat zij dicht in de buurt zaten van die connectie, waren de buitenaardsen steeds weer in staat om hen te ontwijken. De commissie had het achtervolgen van UFO's opgegeven en hoopte dat zij, de buitenaardsen, haar hoe dan ook zouden begeleiden naar het volgende ontdekkingstadium. De wetenschappers wisten dat de buitenaardsen hen in de gaten hielden (het was opnieuw slechts een gevoel). Er waren verdenkingen onder de commissierangen dat iemand in ‘hun’ midden met de buitenaardsen samenwerkte of dat er zich misschien een buitenaardse in menselijke vorm onder hen was.

Sinds die kamer het beschadigde menselijke lichaam had hersteld, was het idee dat de buitenaardsen een menselijke vorm konden aannemen niet langer een fantasie. Het was mogelijk dat de buitenaardsen de commissie naar die conclusie stuurden. De commissie kon de gedachte maar niet loslaten dat het lichaam dat zij in het buitenaardse toestel hadden door de buitenaardsen als een voertuig zou kunnen worden gebruikt. Misschien was het een manier van de buitenaardsen om ongemerkt onze wereld binnen te dringen! Het lichaam was zoals een machine die inactief was. De motor liep, maar er was niemand om hem te bedienen. Het zat daar te wachten op iets, of iemand, om zijn circuits te activeren en het in een versnelling te zetten.

Het is bekend dat mensen onder hypnotische invloed dingen doen die zij zich niet kunnen herinneren als zij eenmaal weer uit die hypnotische staat zijn gekomen, dat bewijst dat het mogelijk is om het lichaam dingen te laten ‘uitvoeren’ ondanks dat het geen bewustzijn heeft. Dat opent de deur naar het gebruik van ESP (buitenzintuiglijke waarneming) als een mogelijke manier om iemand onder controle te krijgen. Konden de buitenaardsen het lichaam op die manier besturen? Was het nodig voor de buitenaardsen om in het lichaam te gaan? Of konden de buitenaardsen het via afstandsbesturing doen? Of konden de wetenschappers het lichaam misschien met behulp van paranormaal begaafde mensen besturen? Dit waren vragen die de commissie bezighield. Hun eerste benadering om die theorie te bestuderen was om te zien of het lichaam zou reageren op gedachtegolven van een paranormaal mens. Na enkele pogingen was één van de paranormaal begaafde mensen die met het lichaam werkten in staat om een aantal van zijn vingers te laten bewegen. Helaas was dat het enige wat de wetenschappers wisten te bereiken. De commissie gaf daarom het project na zes maanden op.

Het experiment had een aantal negatieve gevolgen voor het wetenschapsteam geproduceerd. Enkele weken nadat zij die experimenten hadden gestopt, berichtten twee wetenschappers die nabij het lichaam werkten dat het tot leven kwam. Volgens de getuigenverklaring van één van de wetenschappers: “Het stond op en danste en in een oogwenk draaide het rond en keek mij recht in het gezicht. Toen begon het hard te gillen en schreeuwde een stroom van godslasteringen naar mij”. Er was nog een ander incident geweest gedurende een ander experiment waar het lichaam één van de technici die het voor een korte tijd uit het buitenaardse toestel had gehaald had aangevallen.

Diegenen die persoonlijk door de bokkensprongen van het ‘lichaam’ waren getroffen weigerden om het buitenaardse toestel nog binnen te gaan. Eén sceptisch lid van de commissie schreef dat wat zogezegd had plaatsgevonden toe aan oververmoeidheid van diegenen die die claims maakten. Hij vertelde de leden dat de incidenten verklaard konden worden door het feit dat het buitenaardse toestel sommige mensen anders beïnvloedde dan het bij anderen deed. Dat verklaarde echter niet het incident dat vermoedelijk had plaatsgevonden buiten het buitenaardse toestel, maar het commissielid dat die kwestie herzag geloofde echter ook niet dat dat incident had plaatsgevonden. Andere commissieleden waren niet overtuigd. Zij vroegen zich af waarom het lichaam dat nu meer dan twee jaar niet had bewogen nu opeens ‘geintjes’ maakte met die twee wetenschappers.

Eén van de commissieleden zei dat de claims een verkeerde indruk gaven en verbond ze met de experimenten die door de paranormaal begaafden werden verricht. Hij geloofde dat de experimenten hoe dan ook een gelegenheid voor een ‘klopgeest’ opende om het verlaten brein van het lichaam binnen te gaan. Hij vroeg zich hardop af: “Als paranormaal begaafden in staat zijn tot wat gelimiteerd succes zoals als het binnendringen en activeren van het brein dat was vertoond bij de bewegende vingers, wie kan dan zeggen dat het niet mogelijk is dat een geest of een ziel het lichaam kan binnendringen?”

De commissie werd verdeeld tussen hen die in het mogelijke bestaan van geesten geloven en hen die dachten dat dat belachelijk was. (Het is trouwens bizar dat iemand van de commissie sceptisch kon zijn over het bestaan van ‘vreemde fenomenen’ na getuige te zijn geweest van alles wat zij hadden gezien. Niettemin waren er toch leden van de commissie die daar niet van overtuigd waren.)

De wetenschappers gingen allen akkoord dat er meer testen moesten worden gedaan voordat zij enig oordeel konden vellen. Na het lichaam een paar weken geobserveerd te hebben in en buiten het schip, kwam de commissie tot de conclusie dat het lichaam inderdaad onder spookachtige invloeden kwam, maar alleen als het uit de incubatorkamer was. Het was mogelijk dat het paranormale onderzoek weinig te maken had met het starten van die spookachtige ‘geintjes’ zoals eerder was gedacht. De onderzoekers konden het lichaam naar iedere locatie verplaatsen door het eenvoudigweg bij de hand te nemen en te begeleiden naar de plaats die zij wilden. Elke keer als het lichaam voor meer dan tien minuten onbeheerd bleef liep het eenvoudig geheel op zichzelf terug naar de incubatorkamer. Als de onderzoeker nog niet klaar was met de experimenten was het enige wat hij moest doen het lichaam bij de hand nemen en terug naar de plaats begeleiden waar het experiment plaatsvond. Het lichaam was volledig gehoorzaam.

De commissie geloofde dat de angstaanjagende gele gloed in de incubatorkamer iets te doen had met het afschermen van het lichaam tegen ongewenste geesten. Na het incident met de geesten beslisten de wetenschappers om het lichaam alleen te laten en het voor enkele maanden in de incubatorkamer te laten. Zij dachten dat als klopgeesten inderdaad door de psychische experimenten werden aangetrokken ‘op dezelfde manier zoals haaien worden aangetrokken door bloed dat in de oceaan terecht is gekomen’, dat probleem zou worden opgelost door het lichaam uit het gebied te halen waar de experimenten plaatsvonden.

En dat werkte. Er waren geen vreemde gedragingen meer van het lichaam. Maar nog steeds voelde niemand zich op zijn gemak als zij er in de buurt van moesten werken. Allen die in contact kwamen met het lichaam waren zich bewust dat het een voertuig was dat de toegang naar deze wereld vergemakkelijkte (van wie weet waar?) ‘Kwaadaardige dingen’? Tot dan was het lichaam nooit met een naam genoemd. Er werd altijd naar verwezen als het ‘lichaam’. Maar na al die meldingen werd het ‘Frankenstein’ genoemd.

DEEL 8


UFO PAGINA

Pagina Laatst Toegevoegde Artikelen