PRINTBARE VERSIE

STERVENDE STER VERSUS VLIEGENDE SCHOTEL

2005 © Vertaling Katrijn voor Ufoplaza


Naar aanleiding van een artikel op dinsdag 19 april jl. (2005) in de Science rubriek van de krant The Columbus Dispatch (Columbus, Ohio) over de waarneming die de Japanse amateur-astronoom Yukio Sakurai in 1996 deed van de implosie van een ster in de constellatie Sagittarius, schrijft MUFON state director van Ohio William Jones een open brief aan Tom Burns, de schrijver van het desbetreffende artikel en de man die de leiding heeft over het Perkins Observatory van de Ohio Wesleyan University in Delaware. In onderstaande open brief trekt Jones de vergelijking tussen de waarneming van één astronoom én de vele duizenden UFO waarnemingen van betrouwbare ooggetuigen. William Jones stelt dat de vele duizenden UFO waarnemingen en rapporten door de wetenschap – ook de astronomie – nog steeds niet serieus genomen worden, terwijl men de waarneming van Sakurai wél serieus neemt, hoewel Sakurai geen bewijsmateriaal heeft van de kortstondige ‘laatste lichtflits van een stervende ster.’ Onderstaand volgt eerst de open brief van William Jones, en daarna het desbetreffende artikel van Tom Burns.


William E. Jones MUFON


715 Drummond Court
Columbus, Ohio 43214

MUTUAL UFO NETWORK OF OHIO


20 april 2005

Tom Burns
c/o Columbus Dispatch
34 S. Third Street
Columbus, Ohio 43215

Geachte heer Burns,

Met veel genoegen las ik deze week uw artikel in de Columbus Dispatch. Ik moet toegeven dat ik al uw artikelen met veel plezier lees. Ik denk dat u me wel een fan kunt noemen. Ik moet u echter zeggen dat ik de dingen niet altijd zie zoals u ze ziet.

U schreef in uw artikel over de amateur-astronoom Yukio Sakurai die waarschijnlijk als enige heeft gezien wat u noemde “de laatste lichtflits van een stervende ster.” De waarneming was zo belangrijk dat de astronomie nu verwijst naar deze vreemde lichtuitbarsting als “Sakurai’s object.” Dit was een interessante en belangrijke waarneming.

Wat ik nog interessanter vond was dat kennelijk niemand uit de astronomie vraagtekens heeft gezet bij deze waarneming. De heer Sakurai was geen professionele wetenschapper. Hij maakte blijkbaar geen opname van de lichtflits, heel begrijpelijk, want het duurde niet lang. Hij heeft dus geen “bewijs” van de gebeurtenis, alleen maar zijn getuigenis. Niemand anders heeft de lichtflits gezien om zijn verhaal te bevestigen. En toch heeft niemand duidelijk beweerd dat de heer Sakurai bedrog pleegde, misleidend was, zijn waarneming verkeerd interpreteerde als iets wat meer conventioneel was, of hem persoonlijk aangevallen als zijnde een onbetrouwbaar individu. Zijn verhaal werd zonder meer aangenomen.

Wát als deze zelfde heer Sakurai, toen hij na zijn historische waarneming het observatorium verliet, had gerapporteerd dat hij een gloeiend schijfvormig object met een doorsnede van 10 meter had zien landen in een weiland naast de weg, met achterlating van een gebied geplet en verbrand gras? Nog beter, wát als zijn vrouw, zijn 17 jarige zoon en een deskundige onderzoekspartner aanwezig waren geweest die zijn bericht hadden bevestigd? Gelooft u nu werkelijk dat dezelfde astronomen, die zijn verslag van een gebeurtenis die nooit door iemand anders is gezien, zijn rapport van een “vliegende schotel” serieus hadden genomen? Nee, dat zou u waarschijnlijk niet geloven.

We hebben hier te maken met het meten met twee maten. De wetenschap kan, om redenen die misschien alleen aan enkele van haar aanhangers bekend zijn, één type waarneming voor waar aannemen maar een andere van vergelijkbare aard niet. Behalve de heer Sakurai heeft niemand in de hele geschiedenis van de mensheid, zover we weten, ooit “de laatste lichtflits” waargenomen, en toch gelooft men hem. Maar toch hebben duizenden geloofwaardige mensen, met inbegrip van astronomen en andere wetenschappers, militaire- en burgerpiloten, politiefunctionarissen, ministers, leraren en anderen deze schijfvormige objecten van dichtbij waargenomen, vaak met ooggetuigen die de waarneming bevestigden, en de wetenschap neemt hun rapporten niet serieus. Ik hoop dat u een probleem onderkent in deze logica.

Ik wil niet met u redetwisten dat de heer Sakurai’s waarneming ook maar iets anders was dan wat hij beweerde. Ongetwijfeld wordt de waarneming door de wetenschap serieus genomen, ook al moet de interpretatie nog nader bestudeerd worden. Ik hoop dus dat u me niet tegenspreekt als ik zeg dat we zijn latere waarneming van een “vliegende schotel” (als die had plaatsgevonden) serieus moeten nemen, zelfs al zou de interpretatie eveneens nog nader onderzocht moeten worden.

Als u de UFO gegevens bestudeert, zult u ontdekken dat er voor de meeste waarnemingen een verklaring is, het zijn meestal verkeerd geïnterpreteerde of verkeerd begrepen natuurlijke of door mensen gemaakte verschijnselen. Maar als de gegevens in de waarnemingsrapporten in vreemdheid toenemen – het object wordt van dichtbij waargenomen, het beïnvloedt de omgeving, het lijkt een materieel toestel te zijn met ramen, naden en andere op een constructie lijkende aspecten, het weerspiegelt de zon, of (schrik niet) er worden mensachtige wezens waargenomen door de ramen of dicht bij een geland toestel – wordt het steeds moeilijker de waarneming te verklaren als verkeerd geïnterpreteerde natuurlijke fenomenen of wat dan ook. Om kort te gaan, hoe vreemder het waarnemingsrapport, hoe moeilijker de verklaring. Dit weerlegt het gebruikelijke argument dat de waarnemingen van zogenaamde “unknowns” alleen verklaard kunnen worden als er meer gegevens beschikbaar zouden zijn. Het probleem is dat er teveel gegevens beschikbaar zijn, waardoor we deze unknowns dus niet kunnen verklaren.

Ik ga niet met u argumenteren alvorens ik deze brief beëindig dat “vliegende schotels” – ik gebruik liever het woord “UFO’s” of zelfs “UAO’s” (unidentified aerial objects) – buitenaards zijn. Ik doe dat niet omdat ik dit niet kan bewijzen. Oh, het zou kunnen. Ik kan zeker een theorie opbouwen die zegt dat ze buitenaards zijn. Maar ik heb geen ultiem bewijs voor dit argument. (Sommigen zouden aanvoeren dat we buitengewoon bewijsmateriaal nodig hebben). Wat ik echter wél heb, denk ik, is het bewijs dat UFO’s een onderwerp zijn dat serieus genomen zou moeten worden, en daarvoor is geen buitengewoon bewijs nodig. Mijn bewijs zijn de duizenden zeer goede (vreemde) UFO rapporten. Net zoals het rapport van de heer Sakurai bewijs is dat de “laatste lichtflits” serieus genomen moet worden, zijn deze waarnemingsrapporten het bewijs dat UFO’s serieus genomen moeten worden.

Bijgaand een boekje met de beschrijving van een klein aantal zeer goede UFO rapporten. Ik hoop dat u het boekje zult lezen en dit bewijs wilt overwegen.

Als u dit gedaan hebt en in de toekomst hoort over betrouwbare mensen die een ongelofelijke waarneming willen rapporteren, die u hoogstwaarschijnlijk nu en dan ter ore komen bij Perkins Observatory, dan zou ik het op prijs stellen als u deze mensen naar mij doorverwijst. Ik zou hen heel graag willen spreken. Mijn privé-nummer is 614-442-1598. Dat zal mijn beloning zijn voor deze brief. Uw beloning is dat u meer leert over het onderwerp UFO’s.


Met vriendelijke groeten,

William E. Jones, JD
MUFON State Director for Ohio &
Board of Directors of the J. Allen Hynek Center for UFO Studies

Bron: Open brief over de waarneming van een astronoom in vergelijking met een UFO waarneming


Tom Burns’ artikel in The Columbus Dispatch/Science/dinsdag 19 april 2005

Astronomie


Perkins Observatorium


SLECHTS ÉÉN ASTRONOOM HEEFT DE LAATSTE LICHTFLITS VAN EEN STERVENDE STER WAARGENOMEN


Een ster is een enorme waterstofbom, een perfect evenwicht tussen de explosie waardoor hij uit elkaar springt en zijn enorme gewicht, waardoor hij onder zichzelf bezwijkt. Als de waterstofbrandstof van de ster opraakt, wordt dat evenwicht plotseling geweld aangedaan. De voorheen explosieve kern van de ster implodeert gewoonweg en abrupt in een enigszins misplaatst genoemde “witte dwerg.” Bijgevolg zal een ster als onze zon met een diameter van miljoenen mijlen inkrimpen naar slechts enkele duizenden mijlen, en daarbij een bal van uitgeput stellair materiaal creëren dat zo compact is dat een enkel theelepeltje 8 ton of meer weegt.

Eenvoudige samendrukking produceert om het oppervlak van de dode ster withete temperaturen, maar weinig zichtbaar licht. Een typische witte dwerg zal een biljoen jaar heet maar dof gloeien. Nadat zijn thermonucleaire vuur tot bedaren is gebracht, is een witte dwerg per definitie zo goed als dood.


Telescoop

En misschien ook wel niet. Astronomen hebben lang gedacht dat in elke witte dwerg misschien nog één waterstofbomuitbarsting kan zitten, één laatste tragische prachtige lichtflits die weinig mensen ooit zullen zien. Net na de ineenstorting van de kern, heeft de dode ster korte tijd een “schil” van lichtere materialen. Onmiddellijk boven de kern zit een laag helium “as”, het bijproduct van waterstoffusie, de waterstofbomreactie. Boven de heliumschil zit een laag overgebleven waterstof. De lagen helium en waterstof worden uiteindelijk de ruimte in gedreven, maar onmiddellijk na de ineenstorting kolkt door convectie wat waterstof naar beneden in de hete heliumschil en stapelt zich daar op. In de enorme temperaturen en soortgelijke massa’s in de buurt van de witte dwerg moet zich een kortdurende lichtflits van waterstoffusie voordoen.

Dat was de op computermodellen gebaseerde theorie, maar gegevens zijn moeilijk te verkrijgen. De kans een kortstondige lichtflits te ontdekken te midden van de 10 miljard jaar durende evolutie van een ster zijn, ach, astronomisch. Gelukkig is dit astronomie. Op 20 februari 1996 observeerde amateur-astronoom Yukio Sakurai uit Japan, in het sterrenbeeld Sagittarius een vreemde lichtexplosie, nu bekend als “Sakurai’s object.” [bekend als V4334 Sgr. - Noot Vert.]

Negen jaar later beginnen astronomen iets van deze lichtflits te snappen. Ze gingen van de veronderstelling uit dat het ten minste honderd jaar zou duren eer het waterstof in de heliumschil zou kolken. Sakurai’s witte dwerg vlamde blijkbaar binnen een paar jaar op. Recente waarnemingen van het object en een nieuw computermodel van Albert Zijlstra van de universiteit van Manchester in Engeland, werden in de 8 april editie van Science beschreven. Zowel de gegevens als het model suggereren dat het waterstof zich eerder in jaren dan in eeuwen opgestapeld en opgevlamd kan hebben. Sakurai was de eerste persoon in de geschiedenis die de grote zwanenzang van een stervende ster heeft genoteerd. Gezien de zeldzaamheid van dergelijke gebeurtenissen, is hij wellicht getuige geweest van de laatste voorstelling in zeer lange tijd.

Tom Burns leidt het Perkins Observatorium van de Ohio Wesleyan Universiteit in Delaware.

(De oorspronkelijke tekst van de heer Burns bevatte geen foto’s)


Aanvullende bronnen:

http://www.eso.org/outreach/press-rel/pr-1996/pr-08-96.html

http://www.universetoday.com/am/publish/old_star_reignites.html


UFO PAGINA