PRINTBARE VERSIE

Hoe reageren redacties van universiteitsmagazines op een UFO-artikel?

Ik heb het artikel: BUITENAARDSE BEZOEKERS: WETENSCHAPPERS ZIEN HOGE WAARSCHIJNLIJKHEID link naar artikel aan de redacties van de universiteits- en hoge scholenmagazines toegezonden. Ik wilde weten wat zij ervan vonden en of het wellicht een plaatsje in het magazine verdiende. Omdat ik uit ervaring weet hoe er door veel mensen en organisaties wordt gereageerd (beter gezegd, vaak helemaal niet wordt gereageerd) als ik meteen mijn website bij naam noem, heb ik in mijn eerste e-mail daarvan geen gewag gemaakt. Dat houdt de reacties welgemeend en zuiver. In een tweede e-mail heb ik de redacteuren die reageerden bedankt voor hun reactie en hen om toestemming gevraagd om die reactie te publiceren op ufowijzer.

Let wel, dit zijn de opvattingen van de redacteuren van de Universiteitsmagazines en dus niet die van de Universiteiten zelf.



Mijn eerste e-mail aan hen op 10 maart 2005:

Geachte redactie,

Omdat ook de wetenschappelijke gemeenschap gaandeweg ruimdenkender wordt als het gaat om het UFO-fenomeen, wil ik u vragen om het bijgevoegde artikel eens te lezen (ik zou u heel dankbaar zijn als u het artikel eerst leest voordat u zich een mening vormt) en er dan eens over na te denken of het wellicht iets is voor uw magazine. Zouden studenten bij hun algemene ontwikkeling niet ook kennis moeten nemen van dergelijke conclusies getrokken door vooraanstaande wetenschappers? Ik hoop dat u het objectief wilt bekijken en rekening wilt houden met het aantal studenten dat wel degelijk het UFO-fenomeen als bestaand fenomeen ziet, maar net als velen in de maatschappij nog zoeken naar de herkomst ervan en dat hoeft per definitie niet een buitenaardse te zijn.

Ook als u besluit om het niet te plaatsen zou u mij een groot plezier doen om mij in het kort te laten weten waarom u daartoe heeft besloten.

Vriendelijke groeten,

Paul Harmans

 

 

Reactie van de Universiteit van Amsterdam 11 maart 2005



Beste Paul,

Dank voor de toezending van deze bijdrage, maar ik vrees dat ze niet geschikt is voor Folia. De reden hiervoor is primair dat Folia gemaakt wordt voor de UvA, en dus betrekking moet hebben op de activiteiten van studenten of medewerkers van de UvA. In deze bijdrage kom ik geen van beider activiteiten tegen. Daarnaast zijn er enkele inhoudelijke redenen om je bijdrage minder geschikt te achten. Je vraagt om kort te zijn in een eventuele afwijzing. Ik ga het proberen.

- Fermi’s beroemde opmerking kan geen inleiding zijn op dit betoog want de buitenaardsen zijn er, ook na lezing, nog steeds niet. Zijn punt was: zelfs als er ook maar een geringe kans op buitenaards leven bestaat, hadden we dat allang moeten zien. Ieder betoog waarin ons veel en ver gevorderd buitenaards leven wordt voorgeschoteld (zoals dit), maakt deze paradox alleen maar schrijnender.

- Een willekeurig hoogstaand wetenschappelijk tijdschrift zal zeker niet ‘de laatste ideeën’ bevatten over superstringtheorie, wormgaten of de rekbaarheid van de ruimtetijd. De eerste twee onderwerpen duiken zo nu en dan op in 1 of 2 hooggespecialiseerde titels. Die rekbaarheid komt uit de algemene relativiteitstheorie van een eeuw geleden. Dat soort onderwerpen komen wel veel voor in populair-wetenschappelijke boekjes, waarbij de indruk wordt gewekt dat wij daar binnenkort fijn gebruik van kunnen maken.

- De daaropvolgende opmerking van Haisch houdt geen verband met het voorafgaande en is op zich onbegrijpelijk.

- Maccabee en Puthoff natuurkundigen noemen is hun reputatie op slinkse wijze tekort doen

- Dat idee van een galactisch bewoonbare zone is al oud (en volgens mij veel te antropocentrisch)

- Het verband tussen inflationele theorieën (goed voor de eerste fracties van de eerste seconde na de Big Bang) en een grote buitenaardse beschaving ontgaat mij volkomen.

- Gezien het voorgaande kun je begrijpen dat ik Haisch’ bewering dat het hier ‘min of meer een doorbraak’ betreft met enige verbazing las.

- Superstrings, wormgaten en het oprekken van ruimtetijd houden geen verband met de mogelijkheid om met een fysiek ruimteschip de lichtsnelheid te overschrijden.

- Er bestaan zeer intrigerende UFO-verslagen. Zeker. Het probleem is alleen: fysici en sterrenkundigen bestuderen geen ooggetuigenverslagen maar voorwerpen en metingen. Daarom verdiepen ze zich niet in UFO’s. Deardorfs opmerking dat wetenschappers (en hij bedoelt vast geen sociologen) UFO-verslagen moeten gaan bestuderen slaat dus nergens op. Het eerste schroefje van erkend niet-solaire samenstelling (en dat laat zich heel snel vaststellen) zal zonder twijfel met gejuich worden begroet. Daar heb je wat aan, als fysicus.

Tot zover. Toch minder kort dan je had gehoopt, vrees ik.

Marcel Hulspas

Hoofdredacteur Folia

 

 

Reactie van de Universiteit van Maastricht 11 maart 2005

Geachte heer Harmans,

Dank voor het toesturen van het artikel over buitenaardse bezoekers; wetenschappers zien hoge waarschijnlijkheid, auteur L. David, kan ik u mededelen dat dit door onze afdeling is doorgestuurd naar Studium Generale. Wellicht dat zij in dit artikel een bron van inspiratie zien voor het plannen van nieuwe activiteiten.

Met vriendelijke groeten,

Hélène Vermeer

Communicatiemedewerker
Universiteit Maastricht

 

 

Reactie van de Rijksuniversiteit Groningen 14 maart 2005



Beste Paul Harmans,

dank voor het toezenden van het artikel.

Helaas moet ik je meedelen dat we het niet zullen plaatsen. Het redactiebeleid van de UK is tamelijk strikt: we publiceren alleen over onderwerpen die op een of andere manier aan de RU Groningen gelieerd zijn. Aangezien er geen RUG-medewerkers of –studenten aan dit artikel hebben meegewerkt, komt het dus niet in aanmerking.

Verder nog enkele inhoudelijke opmerkingen, iets waar je ook om vroeg.

Dat het universum ingewikkeld in elkaar zit, en dat steeds meer exotische ideeën toch een grond van waarheid lijken te kunnen bevatten is natuurlijk boeiend. Maar het blijft een feit dat er op geen enkele wijze aannemelijk is gemaakt (in het artikel, maar volgens mij ook niet binnen de natuurkunde) dat interplanetair verkeer op een realistische wijze mogelijk is. Het artikel is hierover uiterst speculatief, maar geeft nergens een overtuigend bewijs dat interplanetair reizen mogelijk is. Simpelweg zeggen dat het kan, omdat andere beschavingen zich ongeveer een miljard jaar hebben kunnen ontwikkelen, is niet heel erg overtuigend (noch is het een nieuw argument).

Verder blijft de vraag van Fermi overeind: Waar zijn ze? De redenering dat er in de grote berg UFO-waarnemingen toch een paar echte moeten zitten wordt ontkracht door het simpele feit dat geen van deze bezoekers blijkbaar de neiging heeft gevoeld om op de voordeurbel van de aarde te drukken. Als liefhebber van SF ken ik natuurlijk alle redenen die daarvoor zijn bedacht (met bovenaan de roemruchte 'prime directive' uit Star Trek), maar toch vind ik deze redeneringen niet echt overtuigend. En wederom, ook hier biedt het artikel geen nieuwe gezichtspunten. En dat is toch wel het grootste inhoudelijke bezwaar: er staat niets nieuws in dit artikel.

Maar nogmaals: dit is niet de reden om het artikel niet te plaatsen, die ligt in ons redactiebeleid.

Ik hoop dat ik e.e.a. zo duidelijk heb gemaakt.

Met vriendelijke groet,

Redactie Universiteitskrant

 

 

Reactie van Wageningen Universiteit 17 maart 2005

Beste Paul,

Bedankt voor het bericht. Ik heb het stuk volgens de ‘gebruiksaanwijzing’ eerst gelezen. Hieronder een reactie.

We hebben bij Wageningen Universiteit geen geschikte media om hier iets mee te doen, eenvoudigweg omdat onze domeinuniversiteit minder gericht is op dit soort fundamentele fenomenen en meer als hoofdthema’s heeft ‘voedsel en groene ruimte’.

Als wetenschapsvoorlichter kan ik een heel eind meegaan met de inhoud van het artikel. Er zijn nog veel vragen en de natuurkunde is bij uitstek de methode om deze diepere kwesties, die het dagelijks leven overstijgen, te onderzoeken. Dat gebeurt ook inderdaad. Meestal is het resultaat dat slechts ingewijden en een handvol leken die ontwikkelingen kan volgen.

Daarnaast is er natuurlijk de statistiek, die ‘de kans op’ kan benaderen. De statistiek geeft samen met de natuurkunde, aan of iets kan en als het kan hoe groot de kans dan is. Twee bruikbare takken van wetenschap als het gaat om groot-dimensionale fenomenen zoals die zich in tijd en ruimte (universum) afspelen. Het kan dus goed zo zijn dat uit harde berekeningen (vanuit enige schattingen en aannames uiteraard) de kans op (intelligent) leven elders, niet klein hoeft te zijn.

Een derde component in het artikel gaat over het waarnemen, en wel van UFO-verschijnselen, die, zo lees ik en is mijn persoonlijke ervaring, meestal ten onrechte worden geassocieerd met iets buitenaards. Sirius en planeten, meteoren, de maan (deze dus nog wel buitenaards), maar ook dichterbij: optische verschijnselen in wolken, zoals refracties en reflecties, of zelfs manmade artikelen, zoals (meteorologische) luchtballonnen, satellieten of lantaarnpalen, blijken bij goed gedocumenteerde waarnemingen of natrekkingen vaak de bron te zijn geweest. Van de weinige, overige harde ‘bewijzen’ blijkt de documentatie veelal summier en zijn er bijna altijd weinig waarnemers. Vaak voldoende reden om de waarneming naar het rijk der fabelen te verwijzen. En wellicht anders wel omdat antropomorfe eigenschappen aan de extraterranen worden toegekend, zoals het afleggen van een bezoek.

Met vriendelijke groet

Jac Niessen

 

 

Reactie van de Erasmusuniversiteit Rotterdam

(Nog) geen reactie.

 

 

Reactie van de Technische Universiteit Delft

(Nog) geen reactie.

 

 

Reactie van Universiteit Utrecht

(Nog) geen reactie

 

 

Reactie van Universiteit Leiden

(Nog) geen reactie

 

 

Reactie van Radboud Universiteit Nijmegen

(Nog) geen reactie


UFO PAGINA